Wrakkenjacht

Wrakkenjacht

Wrakkenjacht

13 december 2013

Olav meldt:
“We liggen in Port Stanley op de Falkland-eilanden. Bij liggen denk je aan rust. Niets is minder waar op deze eilanden. Op het ene moment is het prachtig zonnig weer en dan staat er binnen 5 minuten weer een storm met regenvlagen. Gelukkig is het weer overdag redelijk tot prachtig. De drie Kaap Hoorn-gevaren schepen liggen bij elkaar in de oude haven van Stanley. Het is net of de tijden van weleer terug zijn. Hoge masten boven kleine kleurrijke huisjes. Lanen afgebiesd met houten hekjes en bomen. Het lokale verkeer dat voornamelijk uit rammelende en walmende Landrovers bestaat. Kortom een typisch Engels buitengewest en dat willen ze weten ook. Alles is Brits, alles is ultra-Brits van de overal wapperende vlag, via de lokale pub tot de fish and chips. De pubs en de fish and chips zijn eigelijk best wel goed en worden door ons frequent bezocht of genuttigd. Denk nou niet dat we een pub nuttigen. Deze instellingen sluiten al om 11 uur en voor die tijd krijg je natuurlijk nooit een hele pub naar binnen.
Port Stanley is gewoon een heel leuk plaatsje met een heel bijzonder verleden. Veel zeilschepen die in de hoogtijdagen van de Kaap Hoorn-vaart averij opliepen, probeerden terug te krukken naar onderhavig plaatsje om reparaties te laten uitvoeren. Velen haalden dat net niet of haalden het net wel maar waren te zwaar beschadigd om nog op te knappen. De Falkland-eilanden en met name de haven van Port Stanley zijn dan ook vergeven van de wrakken. Ik heb er inmiddels 2 bezocht, de ‘Jhellum’, een oud houten fregat waarvan de restanten liggen weg te rotten aan de westkant van het plaatsje en de ‘Lady Elisabeth’, een stalen bark die met afgebroken masten en een zielig geknakte boegspriet haar noodlot weerstaat aan de oostkant van Stanley. Hier tussendoor is de haven gelardeerd met kleinere schepen die het niet hebben gehaald en na het vergaan liggen te vergaan. Het is een treurig gezicht. Gelukkig ligt onze ‘Oosterschelde’ trots te fonkelen in het aangezicht van de Falklandse hoofdstad. De ‘Europa’ en de ‘Tecla’ zijn vertrokken om een paar dagen pinguïns, albatrossen en zeeleeuwen te gaan lastigvallen.
Er is een aantal uitstapjes georganiseerd. Patrick Watts is onze gids en chauffeur. Om 8 uur haalt hij Leonard, Marino, Phil en Olav op voor de eerste tocht naar Whale Point. We gaan welgemoed op weg over de enige verharde weg die Falkland rijk is. Onderweg wordt de Falkland-oorlog tot in detail uitgelegd. Deze oorlog blijkt een nationaal trauma te zijn voor de Falklanders. Hun tijdrekening is dan ook voor of na de oorlog. Plotseling wordt de weg verlaten en rijden, of beter hotseklotsen, we door ongebaand terrein. Dit doen we na een uur nog steeds, over modderpaden, door riviertjes, over strand en ruige vlakten. Een adembenemende ervaring in een prachtig zonovergoten landschap. Zover je kunt kijken geen mens, boom of bouwsel te zien. Aangekomen bij het uiteindelijke doel van onze expeditie worden we verwelkomd door een kleine kolonie van reusachtige Zeeolifanten. Gewichtige zwaargewichten die onder luid geproest en gebrul elkaar als ware Sumo-worstelaars tegen de borst stuiten. De vrouwtjes en hun kroost liggen alles ongeïnteresseerd gade te slaan. Ze zijn ongetwijfeld meer nieuwsgierig naar onze verschijningen dan in de uitsloverige vertoningen van hun echtgenoten.
Verder gaat de tocht naar het wrak van de ‘St Mary’ dat hier niet ver vandaan ligt weg te rotten. Ik heb in mijn jeugd, lang geleden, een heel oude film gezien waarin dit prachtige schip gebouwd werd. Het dramatische lot van dit schip heeft mij altijd aangetrokken en ik vond het dus noodzakelijk om een kleine pelgrimstocht naar deze plek uit te voeren. In het kort het verhaal: Het schip is het laatste geheel houten zeilschip dat in Maine USA in 1889 gebouwd is. Een van de eigenaren van het schip was de kapitein, Carver genaamd. Deze man had net zijn eigen schip verloren doordat een dronken bemanning het schip in brand had gestoken. Zijn laatste geld en pensioen heeft hij toen aan de ‘St Mary’ besteed. De eerste reis van het prachtige schip ging van New York via Kaap Hoorn naar San Francisco. Na de lading van whisky, kolen en speelgoedtreintjes te hebben ingenomen, ging men op weg. Het bleek een heel snel schip te zijn en de reis liep heel voorspoedig tot Kaap Hoorn. Hier sloeg het noodlot toe. Een aanvaring met een ander schip was niet meer te vermijden. Het andere schip verdween in korte tijd met de gehele bemanning onder de golven. De ‘St Mary’ was zwaar beschadigd maar wist ondanks een aantal stormen toch de Falkland-eilanden te bereiken. Kapitein Carver, die al 5 dagen onafgebroken in touw was geweest om zijn schip te redden, besloot even een slaapje te pikken en droeg het schip over aan de eerste stuurman. Deze arrogante kluns presteerde het, ondanks waarschuwingen van de scheepstimmerman, het schip enkele mijlen van de veilige haven op de rotsen te prikken. Alle bemanningsleden werden gered. De kapitein, die zowel zijn schip als zijn pensioen ten onder zag gaan, bleef aan boord en bleek zich de volgende dag verhangen te hebben. Het verhaal gaat dat alle Falklandse kindertjes op Kerst 1890 een speelgoedtreintje hebben gekregen en wat pa heeft gedronken op die Kerst hoeft niet verteld te worden.
Een verbijsterend verhaal. Net zo verbijsterend als het wrak dat na 123 jaar nog steeds boven de zee uitsteekt en de wrakstukken van romp en masten die nog steeds het strand bedekken. Het is een heel vreemde gewaarwording om op een mast te zitten die je in een honderd jaar oude film heb zien maken. Een saluut aan kapitein Carver en zijn schip ‘St Mary’.
We hotseklotsen via een strand vol pinguïns en walvisbeenderen terug naar Port Stanley. Glunderend en voldaan stappen we aan boord van de ‘Oosterschelde’.”